aprilvis

Jeroen van Boekel

‘Ik hoor er niet echt bij…’

Iedereen heeft weleens het gevoel buiten de groep te vallen. De enige te zijn die niet houdt van Dries Roelvink, Ramon Kézér en de vis van Sil de Graaf. Ook in Loosbroek. Jeroen van Boekel is er zo een: hij hoort er niet echt bij.

HET BUITENBEENTJE

Jeroen (31) is geboren en getogen in Schijndel en woont sinds 2013 met zijn Jozefien en hun kinderen Roos en Rens in de Molenhoeven. Hij heeft een baan bij Mars Nederland waar hij met veel voldoening werkt en leuke verhalen over kan vertellen. Toch heeft hij op verjaardagen en familiefeestjes het idee dat hij niet kan meepraten. Daardoor heeft hij het gevoel dat hij er niet helemaal bij hoort. “Ik ben waarschijnlijk het bekende buitenbeentje,” vertelt Jeroen. “Ik word niet gepest, ik word gewoon over het hoofd gezien, het is alsof ik er niet ben. Op mijn werk is alles normaal, ik doe er mijn ding en heb leuke collega’s, maar daarbuiten gaat het mis. Ook in Loosbroek.”

WIJ HOUDEN VOL

“Ik heb het jarenlang geprobeerd,” gaat Jeroen verder. “We doen onze boodschappen bij de Dagwinkel, ik heb weken achter Jan Sigmans aan gefietst. Ik ken het dorp heus wel. Ik ben een paar keer naar Kerkzicht geweest, ik heb vijf keer gevraagd of ik af mocht rekenen. Geen reactie. Toen ben ik maar naar huis gegaan. Op een gegeven moment geloof je het zelf ook niet meer. Bij WHV is het niet anders. Ik voetbal er sinds 2014. Twee jaar in het tweede en nu alweer voor het vierde seizoen in het vierde. Omdat ik vaak nachtdiensten draai, train ik nooit mee met de groep. Ik loop wat voor mezelf maar ik ben altijd op tijd voor de wedstrijden. Ik sla nooit over. En toch hoor ik er niet echt bij. Ik weet dat ik niet van hier ben, ik ben ‘ginne Losbroekse’, maar we zijn alweer acht jaar verder, dat is toch apart? Ik ben niet op zoek naar vrienden, maar een beetje teamgevoel zou fijn zijn. Ik ben stijf links, maar ze spelen me altijd op rechts aan. Ik ben een redelijke kopper maar krijg nooit een hoge bal. Ik betaal contributie, ik lap mee, ik ben op tijd, ik was op m’n beurt de shirtjes, ik strijk ze zelfs en toch lijkt het of niemand me ziet. En het rare is: ik vind mijn medespelers echt aardig, allemaal. Maar zelfs met bier halen wordt ik vergeten: er is er altijd ééntje te weinig. Bij de laatste uitwedstrijd moest ik nog even mijn tas uit het rek pakken. Toen ik terugkwam was de groep al weg. Tsja, dat deed wel even pijn, dan weet je dat je niet belangrijk bent. Ik ben ze natuurlijk nagereden, ik laat mijn team niet in de steek, maar ze hadden me niet eens gemist. Ze doen het ook niet bewust denk ik. Ze weten echt mijn naam niet. En niemand hoeft te applaudisseren als ik bij De Hoef kom, maar een keer ‘Goedemorgen, Jeroen’ zou wel heel fijn zijn. Ze zeggen altijd: hé, of joh. Ook op ‘t veld. ‘Giftum mar on hum’. Ik sta er altijd in omdat niemand ooit zegt dat ik reserve sta. Ze zeggen sowieso niks. Maar misschien komt ‘t nog. Wij houden vol hè,” lacht hij.

Foto: Jan Gabriëls