d’rob en d’r over

Mammoetbil

Centraal Loosbroek 120.000 jaar voor Christus, de ijstijd is bijna voorbij en het Loosbroekse land is kaal en rustig want het PerryvandeWiel is nog niet
uitgevonden.

“Oh mijn grot” roept de eerste bewoonster van Loosbroek Wilma van Kriekus van de Braakus, als haar man Fred van Kriekus met een mammoet op zijn schouder thuis komt van de jacht. Wat een beest, dat past toch nooit in de koelkast. “Je kijkt maar hoe je het oplost,” grijnst Fred, “ik heb er drie dagen achteraan gezeten. Eerst gingen we steil tegen de PietvandeBerg op, daarna dwars door de MarivanderHeijden en uiteindelijk heb ik hem klemgezet in de EdwinvandePas en heb hem met m’n knots platgeknuppeld”. “Dorus, leg nou eindelijk je Kleipad eens weg een kom eens kijken wat je vader heeft meegenomen” schreeuwt Wilma de grot in. Met tegenzin komt zoon Dorus naar buiten, “Oh nee niet weer Mammoet, die komt onderhand mijn neus uit.” “Heeft papa weer een beest vermoord,” schreeuwt een woedende Joke, de
dochter des grots, “waarom moeten we altijd vlees eten, dat is zoooo 150.000 voor Christus, we kunnen toch ook gewoon wat groente, fruit en noten eten, net zo lekker en ook voedzaam”. “Mammoeten eten ook alleen groen spul en sterven toch uit, dus kunnen we ze net zo goed opeten,” zegt vader terwijl hij een gemarineerde mammoetbil op de barbecue legt. “Maak je niet druk pap,” zegt de kleine Dorus “er komt een vast wel weer een Revival voor de vleeseters want iedereen kan wel wat Vullings gebruiken”. En met deze geruststellende woorden ging de familie van Kriekus aan tafel, en ze leefden niet zo lang, maar wel gelukkig.