Het verhaal van

Marcelle van Dijk

‘Werken met moordenaars en bankovervallers’

Marcelle van Dijk (42) woont sinds 2012 met haar man Marcel en kinderen Raja en Mido aan de Bleken 2b, achter de voormalige broekenschuur. Achter een groot hek ligt een pittoresk huisje verscholen in het groen waar de geboren Deventerse zich schuil lijkt te houden voor de wereld. “Ik heb 20 jaar in Den Bosch gewoond, daar ben ik opgegroeid. Toen dit stukje vrijheid voorbijkwam hebben we niet lang na hoeven denken. Het is een prachtige plek om te wonen. Loosbroekers zijn fijne mensen; we hebben er wel wat moeite voor moeten doen om erbij te horen. Een echte Loosbroekse kun je niet worden, dat ben je of dat ben je niet. Al is iedereen vriendelijk, open en geïnteresseerd hoor. Onze zoon en dochter voetballen bij WHV, mijn man is leider bij beide teams. WHV heeft een belangrijke plaats in ons leven.”

HET ZIJN GEEN LIEVERDJES

Marcelle is teamcoach, sociotherapeut en werkzaam bij Reinier van Arkel in Vught. Een soort TBS-kliniek. “Vergelijk het met Den Dolder waar Michael P.,de moordenaar van Anne Faber, ontsnapte,” vertelt ze. “Forensische psychiatrie is een deelgebied binnen de psychiatrie dat zich richt op mensen die met de rechterlijke macht in aanraking zijn gekomen en die psychiatrische zorg behoeven. Ik werk met exgedetineerden die van de rechter behandeld moeten worden voor vaak gruwelijke zaken. Het zijn geen lieverdjes. Ik zit vaak te lunchen met breedgeschouderde, woest uitziende en bont getatoeëerde mannen die banken hebben overvallen of mensen hebben vermoord. Een groep van 26 cliënten. Meestal mannen, heel af en toe is er een vrouw bij. De gemene deler is dat ze allemaal een psychiatrische ziekte hebben en daarbij zijn ze vaak verslaafd. Bang ben ik niet. Ze hebben me nog nooit iets gedaan. We zijn ook geen tegenstanders of politie, we proberen ze op het rechte pad te krijgen. We willen helpen en ze willen zelf meestal ook echt een ander leven. Soms duurt dat maanden, soms jaren, maar meestal lukt het.

GELOOF IN EEN TWEEDE KANS

Bij mijn werk stap ik steeds een andere wereld in. Het is minder verfijnd en met weinig nuances. Ze hebben vooral een grote waffel en ik hoor ze de meest vreselijk ziektes schelden. Meestal bedoelen ze het niet zo. Vaak hebben ze een klein hartje. Niet iedereen heeft het geluk in Loosbroek op te groeien. Soms komen ze als kind uit een gebroken gezin in een achterstandswijk en hebben ze een moeilijke start na een leven op straat. Een bestaan met bedreigingen en vechten om te overleven. Vaak deden ze rare dingen uit angst of omdat ze niet laf willen lijken. We leren ze omgaan met vrijheid, stap voor stap. In zes jaar tijd heb ik maar drie recidivisten gezien. Het is maatwerk maar ik geloof wel in een tweede kans. Soms komen cliënten later nog eens terug om koffie te drinken en te vertellen dat ze een leuke baan hebben en dat het leven op de rit is. Daar doen we het allemaal voor.”

Tekst: Mathieu Bosch. Foto: Tamara van Krieken.